Evaluatie nieuwe wetgeving ergonomie
De nieuwe wetgeving ergonomie in 2024 heeft de aandacht voor ergonomie en preventie van MSA verhoogd, maar de grote veranderingen blijven vooralsnog uit. Minder lichamelijke klachten door het inzetten van ergonomie vanaf het ontwerp van nieuwe werkposten was immers het doel. Na een eerste campagne van de arbeidsinspectie kon slechts 15% van de bedrijven een risicoanalyse ergonomie voorleggen. Bij een eigen bevraging was dat amper 8% voor KMO’s. Daarom heeft VerV zijn Adviesgroep en leden geconsulteerd. Op basis van de verzamelde knelpunten, stelt VerV volgende oplossingen voor aan FOD WASO.
1. Versterken van interne preventieadviseur
De interne preventieadviseur staat in de eerste lijn voor de risicoanalyse ergonomie. Deze persoon is vandaag doorgaans te weinig geschoold om een goede ambassadeur voor ergonomie te kunnen zijn. Daardoor neemt de interne preventieadviseur ook te weinig het eigenaarschap van ergonomie op zich.
VerV pleit om snel werk te maken van de opleiding preventieadviseur van de toekomst. Bij de verlenging van de erkenning van inrichters van preventieadviseur niveau II dienen minimum 24 uren ergonomie te zitten, gegeven door een Erkend Ergonoom en gespreid over de multidisciplinaire basisvorming en de specialisatie niveau II of I. Op die manier kan de interne preventieadviseur voldoende vertrouwen hebben om zelf aan de slag te gaan met ergonomie.
2. Kwaliteitsborging preventieadviseur ergonoom
Bij complexe vraagstukken wordt verwezen naar de preventieadviseur ergonoom. Wanneer de deskundigheid intern niet aanwezig is, dient men beroep te doen op de externe preventiedienst. Toch kunnen deze de vereiste deskundigheden vaak niet borgen. Tegelijk worden freelancers die wel over deze deskundigheden beschikken uitgesloten.
Er is een extra inspanning nodig op vlak van opleiding en kwaliteit. Bij complexe vraagstukken moeten bedrijven bediend worden door een preventieadviseur ergonoom. De toegevoegde waarde van ergonomie moet daarbij meer zichtbaar zijn. Ook de arbeidsinspectie dient meer expertise op te bouwen op vlak van ergonomie.
3. Invoeren van overgangsbepalingen
Voor interne preventieadviseurs ergonomen gelden dezelfde vereisten van deskundigheden. Toch zijn er geen overgangsbepalingen voorzien zoals voor de externe diensten in 2013 wel het geval was. Daarbij kon men een masterdiploma compenseren met relevante werkervaring. Dat maakt dat ervaren ergonomen strikt genomen niet meer in aanmerking zouden komen.
VerV stelt voor om overgangsmaatregelen in te voeren. Er is een lijst van Erkend Ergonomen voor iedereen die aan de internationale criteria voldoet van een ergonoom. Dat is een goede basis om als overgangsmaatregel te hanteren.
4. Duidelijke en consequente terminologie
De wereldvreemde termen in de nieuwe wetgeving ondermijnen het draagvlak ervan. In de communicatie van de overheid worden ze ook niet consistent gebruikt. Daarbij is er helaas weinig gebeurd met de feedback van het werkveld. Een ergonomievereniging waarvan een bestuurslid werkzaam is voor de overheid ondermijnt de neutrale rol van deze overheid.
VerV ijvert daarom voor een periodiek overleg met de Beroepsvereniging voor Ergonomie. Dit kan zorgen voor een nauwere samenwerking tussen de overheid en het werkveld, waarbij de overheid zich opstelt als neutrale partij.
5. Sectoraanpak voor KMO’s
De nieuwe verplichtingen zijn te hoog gegrepen voor de KMO’s, waar de ondersteuning door externe diensten ook beperkt is. In een land met vele kleine bedrijven blijft de risicoanalyse ergonomie een dode letter. Dat is niet de juiste aanpak. Ergonomie als extra betalende dienstverlening creëert een drempel voor veel werkgevers.
VerV pleit voor een aanpak op sectorniveau. De arbeidsinspectie, de sector en beroepsvereniging bepalen daarin bepalen welke minimum standaarden (hulpmiddelen en organisatie) noodzakelijk zijn om ergonomisch te kunnen werken. Zo is het voor alle actoren duidelijk waaraan men moet voldoen en dat kan ook gecontroleerd worden.